Zingen

In alle verdriet krijg ik behoefte om iets te doen waar ik klein beetje blijer van kan worden. Iets om naar uit te kijken, op te kunnen verheugen. Wat bij me opkomt, is gaan zingen bij een koor. Het idee haakt zich vast in mijn hoofd en is er niet meer uit te krijgen. En dus stort ik me fanatiek op de zoektocht naar een koor.

Toevallig is er al snel een korenfestival in de stad. Het eerste koor dat ik beluister spreekt me direct aan: de nummers die ze zingen en de uitstraling maken dat ik er vrolijk van word. Als ik later een paar van de koorleden aanspreek, hoor ik dat er nét wat ruimte is voor nieuwe leden.

En zo ga ik een week later naar de eerste koorrepetitie en na een paar weken word ik officieel lid. De repetities zijn vermoeiend, maar het is leuk, de leden zijn aardig en het is fijn om één avond per week met elkaar te zingen. De balans slaat ruim door naar de positieve kant. Er is alleen één maar….

Om met een optreden mee te kunnen doen, moet ik thuis oefenen. Dit is een uitdaging. Zingen bij het koor is fijn, daar ‘hoort’ het en dat voelt goed. Maar thuis zingen is een opgave: spontaan zingen doe ik als ik me goed voel en vrolijk ben, maar zo voel ik me helemaal niet! Daar komt bij dat mijn hoofd nog zo vol zit dat het veel moeite kost om nieuwe dingen op te nemen. Het instuderen kost me dan ook veel meer tijd en energie dan verwacht. Maar ik blijf, ik heb in elk geval één prettig gevulde avond per week.