In de woonkamer liggen allemaal spullen die niet van mij zijn. Autosleutels, telefoons, boeken, een tas, slippers. Het irriteert me mateloos. Er slingeren van mezelf ook dingen rond, dat ben ik gewend. De tafel is een rommeltje, met allerlei lijstjes van dingen die ik nog moet doen. Dat past bij mij, zo ben ik. Gewoonlijk kan ik de spullen van logees daar prima bij hebben. Maar dit is anders. Het is nu niet normaal. Mijn man is net overleden en ik kan het nog nauwelijks bevatten.
Mijn familie logeert een week bij mij in huis. Ze helpen, denken mee en zijn er voor me. Dat is heel fijn. Maar die spullen...
Ik word boos, ongenuanceerd boos. Onterecht boos misschien ook wel, maar ik kan het niet hebben. Mijn hoofd is vol met mijn eigen zooi, mijn eigen verdriet, mijn eigen ellende, mijn eigen puin. Ik weet niet wat me overkomt en wat er allemaal op me af komt. Geen idee hoe het verder moet. Mijn eigen spullen zijn bekend, maar wat er nu allemaal ligt kan ik er niet bij hebben. Het is extra ballast die er niet zou moeten zijn. Als ik ben uitgeraasd, verplaatsen ze het meeste naar de logeerslaapkamer en blijft er in de woonkamer een klein, georganiseerd hoekje over waar nog wat dingen van hen liggen. Ze zeggen sorry. En ik voel me schuldig.